13 december 2013
Europe / EUforum en De Volkskrant
Alle EU-lidstaten bezuinigen op hun defensie. En dat gaat vrijwel zonder enige Europese coördinatie.
Beter laat dan nooit. Dat zou de eerste reactie kunnen zijn op de Europese Raad van 19 en 20 december, waar de Europese regeringsleiders en staatshoofden voor het eerst sinds lange tijd over het Europese veiligheids- en defensiebeleid zullen spreken. Voor zo'n gesprek is alle reden.
Geen 'militaire worm' meer
In 1991 typeerde de toenmalige Belgische minister van Buitenlandse Zaken, Mark Eyskens, Europa als 'een economische reus, een politieke dwerg, en een militaire worm'. Nu is de EU de afgelopen jaren op veiligheidsgebied actiever geworden. Maar van de vele malen uitgesproken hooggestemde ambitie om te investeren in een daadwerkelijk gemeenschappelijk Europees veiligheids- en defensiebeleid, inclusief een autonome militaire capaciteit, is niet zo veel terecht gekomen. En dit terwijl de wereld om ons heen verandert en ons Europeanen dwingt juist onze veiligheid als gemeenschappelijk vraagstuk serieuzer te nemen.
Versmelting externe en interne veiligheid
In een meer multipolaire wereld zijn de VS immers niet langer bereid om in laatste instantie bij te springen als de Europese veiligheid wordt bedreigd. In de directe omgeving van de EU - Noord-Afrika, het Midden-Oosten, de Kaukasus - is sprake van toenemende instabiliteit. En de dreigingen worden diverser, met als opvallendste kenmerk een versmelting van externe en interne veiligheid.
Meer samenwerking en meer eigen Europese verantwoordelijkheid lijkt daarop het logische antwoord. De Europese Raad zet daarop in. Europa moet effectiever en zichtbaarder zijn op veiligheidsgebied. Er moet meer geïnvesteerd worden in militaire capaciteiten. En de Europese defensie-industrie moet versterkt worden. De documenten die de Europese Commissie en Catherine Ashton ter voorbereiding van deze Europese Raad hebben gepubliceerd, onderstrepen nog eens de noodzaak hiervan.
Militaire missies
Juist de afgelopen jaren laten zien dat onder Europese vlag minder en vooral ook kleinschaliger missies buiten het eigen grondgebied zijn uitgevoerd. De Europese bijdrage aan mondiale veiligheid en stabiliteit bestaat veelal uit training en ondersteuning, niet uit daadwerkelijke inzet van militaire middelen. Sterker, de interventie in Libië liet zien dat de EU - bij gebrek aan eenheid en juiste middelen - bij grootschalige operaties het initiatief aan de VS en de NAVO moet laten.
In het geval van de interventies in Mali en de Centraal-Afrikaanse Republiek laat Frankrijk zich weinig gelegen liggen aan de EU. 'Wachten op Europa, is wachten op Godot', zoals een Franse diplomaat in Le Figaro opmerkte. Het besluit daar in te grijpen werd dan ook geheel unilateraal genomen. Wie wil en kan, mag een bijdrage leveren aan wat au fond een Franse operatie is.
Militaire capaciteiten
Ernstiger nog is de situatie op het vlak van militaire capaciteiten. Die capaciteiten schoten al tekort, maar onder druk van de financieel-economische crisis wordt in alle lidstaten bezuinigd op defensie. Van enige coördinatie op EU-niveau is vrijwel geen sprake. En dat terwijl juist met het oog op nu al bestaande tekorten als het gaat om cruciale middelen, afstemming ten aanzien van bezuinigingen én investeringen een voorwaarde is voor het handhaven van een geloofwaardig Europees defensieapparaat.
Ook hier geven EU-lidstaten vooral uit praktische overwegingen de voorkeur aan onderlinge samenwerking (zie de Belgisch-Nederlandse samenwerking) boven Europese afstemming. Pooling and sharing op bilaterale basis is het adagium. Daar is in beginsel niets op tegen, maar ook dat kan uiteindelijk alleen werken als die bilaterale aanpak is ingebed in een bredere Europese strategie. En die is afwezig.
Europese defensie-industrie
Waar als het gaat om aanschaf en inzet van materiaal en samenwerking tussen landen juist nu zoveel zwaarder weegt, geldt dat ook voor de ernstig gefragmenteerde Europese defensie-industrie. De EU-lidstaten investeren vergelijkenderwijs weinig in militaire research & development. Het effect daarvan wordt extra verkleind doordat lidstaten - de grote jongens voorop - hun eigen industrie beschermen. Het gevolg is duplicatie, te hoge productiekosten, te duur materiaal en verlies aan concurrentiekracht op de mondiale markten. Het grootste verlies is dat bij voortgang hiervan Europa niet meer in staat zal zijn op basis van industriële kracht in de eigen veiligheid te voorzien.
Kortom, bij alle ambities laat de werkelijkheid een kaalslag zien. De vraag is of de EU-lidstaten op 19 en 20 december bereid en in staat zijn over hun schaduw heen te springen. Zo niet, dan is er wederom sprake van een verloren Europese top en zit er zoveel jaar later nog altijd veel waars in de uitspraak van Mark Eyskens.
Jan Rood en Kees Homan, beiden verbonden aan het Instituut Clingendael
Geen opmerkingen:
Een reactie posten