dinsdag 24 december 2013

De Defensie nota en Visie : kan het nog erger ?


De voorzitter van de KNVOL, Luitenant -Generaal b.d. Peter Striek, analyseert in dit artikel de onlangs verschenen defensienota en beantwoordt de vraag of deze wel “in het belang van Nederland” is.

In mijn artikel over het rapport “Clingendael’s visie op de krijgsmacht van de toekomst” van februari 2013 gaf ik al aan dat het een blunder van de eerste orde is dat een instituut als Clingendael bij een onderzoek naar de toekomstige krijgsmacht van Nederland uitgaat van het huidige defensiebudget.
Het zou m.i. de eenvoudige benadering van “doelstellingen, taken, middelen” moeten zijn. Een wetenschappelijk instituut zoals Clingendael zou dat moeten weten. De politieke leiding van het Ministerie van Defensie kent die methode natuurlijk ook, alsmede de leden van het kabinet die ook de defensienota moeten goedkeuren. Dat zijn echter geen wetenschappers maar politici.
Dus het is heel begrijpelijk dat de nieuwe Minister van Defensie een defensienota heeft laten opstellen binnen de financiële mogelijkheden van het hevig geslonken budget.
Die nota draagt de naam “In het belang van Nederland”.

Niet blij

De minister zegt over die nota dat Defensie een fundamentele investering is in onze vrijheid, veiligheid en welvaart. “Een robuuste en responsieve krijgsmacht is in óns belang en het past bij de positie van een handelsnatie als Nederland, in de top-10 van de meest concurrerende economieën en het 7e exportland in de wereld. De mondiale ontwikkelingen doen vermoeden dat militaire missies in de toekomst niet minder veeleisend of divers zullen worden. Een krachtige en internationaal inpasbare krijgsmacht blijft daarom nodig “, aldus de minister. Van deze constatering word ik heel blij.

In tegenstelling tot het rapport van Clingendael, verwijst de nota “In het belang van Nederland” wel naar de interdepartementale Strategische Monitor die ten grondslag ligt aan de Internationale Veiligheidsstrategie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Strategie Nationale Veiligheid van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.
Bij het kijken naar de strategische omgeving van Nederland, wordt aangegeven dat ons land als open samenleving sterk afhankelijk is van de wereld om zich heen. In die wereld is sprake van onzekerheid, afnemende stabiliteit, plots opdoemende crises en nieuwe bronnen van internationale spanning. Kortom, risico’s voor onze vrijheid, veiligheid en welvaart.
Terwijl in sommige delen van die wereld meer wordt geïnvesteerd in het defensieapparaat, is in Europa sprake van een forse afname van de defensiebestedingen. Tegelijkertijd richten de Verenigde Staten zich meer op Azië, waardoor Europa zijn belangen steeds meer zelfstandig zal moeten behartigen.
Deze constatering wordt niet afgesloten met de conclusie dat we alleen daarom al samen met de Europese partners meer aan onze defensie zullen moeten besteden; daar word ik niet blij van.

Sterkste schouders

In hoofdstuk 3 van de nota, Samenwerking, wordt aangegeven dat Nederland niet in staat is op eigen kracht zijn veiligheid te garanderen en dat daarom de NAVO de hoeksteen blijft van ons veiligheidsbeleid. Daarbij is de verdeling van lasten en risico’s tussen lidstaten essentieel voor de geloofwaardigheid en slagvaardigheid van NAVO, EU, VN en OVSE, aldus de nota.
Maar het lidmaatschap van een bondgenootschap brengt ook verplichtingen met zich. Daarbij mag naar mijn mening het bondgenootschap er wel van uitgaan dat Nederland als handelsnatie in de top-10 van de meest concurrerende economieën en het 7e exportland in de wereld (zie hiervoor) als tweede rijkste land van Europa, als 7e investeerder in de wereld, proportioneel zal bijdragen aan het bondgenootschap (zijnde de 2 % van het BNP die de NAVO vraagt aan de lidstaten). Het zou zo moeten zijn, zoals we recent in de politieke arena voortdurend horen: “de sterkste schouders moeten de zwaarste lasten dragen”. Het is in feite een soort inkomensafhankelijke bijdrage aan vrijheid, veiligheid en welvaart.
We moeten ook eerlijk melden aan onze bondgenoten wat onze bijdrage is. We geven aan “Brussel” aan dat we ca. 1% van ons BNP besteden aan Defensie. Maar in werkelijkheid is dat slechts 0,8 % omdat Nederland ook de pensioenen en wachtgelden meerekent. We geven dus 20 % te veel aan.

Uitgangspunten

De nota “In het belang van Nederland” moet nog wat “lijken uit de kast” halen en komt dan met 2 uitgangspunten voor de samenstelling van onze krijgsmacht.

1. De krijgsmacht moet zo goed mogelijk kunnen omgaan met diffuse dreigingen en risico’s en voorbereid zijn op een scala aan inzetmogelijkheden in alle fasen van een conflict.
2. De krijgsmacht moet betaalbaar zijn, nu en op de lange termijn.

Defensie streeft naar financiële en operationele duurzaamheid, naar een relevante krijgsmacht, die internationaal is ingebed en op onderdelen afhankelijk van partners.
De uitkomsten van deze benadering zijn u intussen bekend, evenals de laatste bijstellingen waardoor een aantal ingrepen in de organisaties konden worden teruggedraaid. Wat hierbij vooral opvalt, is de kwetsbaarheid van de organisatie. Een paar kleine financiële bijstellingen leiden tot ingrijpende operationele gevolgen (deze keer positieve).

Nog niet in balans

In dit verband past de mening van de Algemene Rekenkamer (Validering van de nota “In het belang van Nederland”) dat de nota geen zekerheid biedt dat Defensie in staat zal zijn van jaar tot jaar alle uitgaven binnen de financiële ruimte te houden. De Rekenkamer constateert dat de inzetbaarheidsdoelstellingen zijn verlaagd en de ambities van de krijgsmacht en de mogelijkheden om die te realiseren weliswaar dichter bij elkaar zijn gekomen maar dat dit nog niet wil zeggen dat zij in balans zijn. “Ook met de maatregelen uit de nota is nog steeds sprake van een kloof tussen de verlaagde ambitie en de capaciteiten van de krijgsmacht waardoor ook in de toekomst concessies gedaan zullen moeten worden aan de uitvoering van taken of aan de getraindheid van het personeel”.
Toch blijft de minister van mening dat we nu financieel en operationeel duurzaam zijn.

F-35

De Algemene Rekenkamer heeft ook uitgebreid aandacht besteed aan de vervanging van de F-16. Defensie geeft aan dat met 37 F-35’s de onafgebroken gelijktijdige inzet van 4 (vier) gevechtsvliegtuigen mogelijk is ter ondersteuning van Nederlandse grondtroepen zoals eerder in Uruzgan en Kunduz. De Rekenkamer onderschrijft de stelligheid van deze uitspraak niet omdat de berekeningen van Defensie uitgaan van een regeling met België over het gezamenlijk uitvoeren van de QRA-taak boven elkaars grondgebied (hierbij speelt de soevereiniteit van beide landen een cruciale rol), die er nog niet is. Bovendien worden vraagtekens gezet bij de exploitatiekosten en is er geen rekening gehouden met mogelijk verliezen van een of meer F-35’s.
En wat gebeurt er als er bij voorbeeld maar 35 toestellen kunnen worden aangeschaft?

De kanttekening is m.i. terecht maar gaat geheel voorbij aan het feit dat we nu op het moment zijn aangekomen dat de verhouding tussen aanwezige vliegtuigen en inzetbare vliegtuigen geheel zoek is.
In de periode 1979 – 1992 zijn 213 F-16’s ingestroomd. In 1999 hadden we nog 138 toestellen en gingen we terug naar 120 F-16’s. Voor missies waren toen 54 toestellen beschikbaar (45 %). In 2007 was die verhouding 87/42 (48%), in 2011 nog maar 20 %, Tot 2023 13 % (61/8). Daarna is de F-35 ingestroomd en kunnen we 4 (vier) toestellen onafgebroken gelijktijdige inzetten; nog geen 10 % van de capaciteit. We hadden dus al vragen moeten stellen toen in 2011 nog maar 14 van de 68 toestellen voor inzet beschikbaar waren. M.i. ligt het kantelmoment bij ca. 50 %.
We gaan € 4,5 miljard investeren (over een periode van ca. 10 jaar) en per jaar € 270 miljoen aan exploitatie uitgeven om 4 vliegtuigen te kunnen inzetten! Er is dus ook geen behoefte meer aan een squadronstructuur. Dit is hét bewijs dat het defensiebudget veel te klein is om zulke dure geavanceerde vliegtuigen aan te schaffen.
Als we daarbij de intenties van de politiek nog meenemen, kan het ook nog zo zijn dat deze vliegtuigen wellicht nooit zullen worden ingezet in welk conflict dan ook. Als voorbeeld noem ik dan Libië. Daar mochten een paar F-16’s wel het luchtruim bewaken, maar zonder het gebruik van wapens.
Ik neem overigens aan dat het gepresenteerd kostenplaatje voor de F-35 inclusief de benodigde munitie is.
Verdringingseffect?

In dit kader maakt de minister overigens de opmerking dat er door de keuze voor de vervanging van de F-16 geen verdringingseffecten zullen ontstaan voor andere wapensystemen, omdat er nu een taakstellend budget is vastgesteld. Tegelijkertijd constateren we dat er ook minder vlieguren voor de Chinook helikopter in de begroting staan omdat er geen uren meer nodig zijn om Mariniers te trainen die van het JSS zouden opereren (maar het JSS komt er nu wél) en omdat één luchtmobiel bataljon op een lager niveau wordt opgeleid. Omdat er minder vlieguren worden gemaakt, ontstaat ook minder training voor de helikopter-crew. Het gevolg daarvan is dat de Chinook’s niet inzetbaar zijn voor het hoge deel van het geweldsspectrum. En dat wil zeggen dat ook de luchtmobiele brigade en/of de bataljons niet inzetbaar zijn in het hoge deel van het geweldsspectrum. Daarbij komt bovendien dat er niet eens voldoende helikoptercapaciteit is om één luchtmobiel bataljon in één slag te kunnen verplaatsen. En toch zijn er geen verdringingseffecten?

Krijgsmacht niet duurzaam

De maatregelen in de nieuwe defensienota leiden dus niet tot een financieel en operationeel duurzame krijgsmacht. Zo zou voor een gezonde defensieorganisatie een investeringspercentage nodig zijn van 
20 %. Dat wordt pas gehaald in 2018. Intussen komt de krijgsmacht tot die tijd 16 % voor investeringen tekort: € 1,2 miljard.

Ik had van een regering met de VVD als grootste partij meer visie en overtuigingskracht in de coalitie verwacht. Een visie die ten minste zou aangeven dat op dit moment iedereen de broekriem moet aanhalen, maar ook zou constateren dat het huidige budget voor Defensie niet past bij de rol en de plaats van Nederland in de wereld. De minister had een herstelplan moeten aangeven met een inhaalslag waarbij de eindsituatie voor het defensiebudget (misschien pas over 10 jaar) dicht bij de 2 % van het BNP zou moeten liggen.

Stabiliteit en veiligheid in de wereld zijn van levensbelang voor Nederland.

De krijgsmacht kan en moet in staat zijn daaraan in bondgenootschappelijk verband proportioneel bij te dragen.

De omvang en kwaliteit van onze krijgsmacht moeten in evenwicht zijn met de positie van Nederland in de wereld en de rol die we mondiaal willen spelen; er moet sprake zijn van een evenwicht tussen risk sharing en burden sharing; een evenwicht tussen ambities en taken. Nederland heeft recht op een krijgsmacht die er toe doet.

De in de nota gepresenteerde krijgsmacht is niet “in het belang van Nederland”.
… niet in het belang van onze krijgsmacht.
… niet in het belang van al die fantastische mannen en vrouwen in uniform.











Geen opmerkingen:

Een reactie posten