donderdag 19 december 2013

Valt Japan China aan voor het te laat is ?



China roert zich in de regio, Japan dreigt daarvan de dupe te worden en de VS zitten er tussenin. 
Het wachten is op een grote klap, schrijft  Jonathan Holslag.

Twee Amerikaanse bommenwerpers dreunden vorige week boven de Oost-Chinese Zee, dwars door de luchtverdedigingszone die China er had afgekondigd. Daarmee leek het strategisch evenwicht in de regio opnieuw hersteld, zoals dat ook in de voorbije jaren gebeurde, telkens als Peking zijn militaire macht zeewaarts uitbreidde. Niets is echter verraderlijker dan die ogenschijnlijke voorspelbaarheid. Het is inderdaad zo dat de Verenigde Staten nog veel speelruimte hebben om het Chinese opstomen in de Pacifische regio te vertragen, maar dat geldt niet voor de buurlanden zoals Japan. In de Pacifische regio is de vraag niet zozeer of China de Verenigde Staten zal uitdagen wanneer eerstgenoemd land sterk genoeg is, maar of Japan de wapens zal opnemen alvorens het daarvoor te zwak wordt.

De rivaliteit in de Stille Oceaan is in wezen een geopolitiek ‘nul-somspel’ tussen Peking en Washington. Al sinds de jaren vijftig probeert Amerika mogelijke uitdagers af te blokken aan de veiligheidsperimeter die zich uitstrekt van Japan tot Australië. Daarvoor onderhoudt het een keten van militaire bases en de machtige Zevende Vloot. China daarentegen wil dat kordon doorbreken. Het is trouwens exact zestig jaar geleden dat Mao Zedong de opdracht gaf om een nieuwe muur op te werpen, op zee deze keer, van plaatstaal, sensoren en kanonnen. Sindsdien heeft China een strak stappenplan om zijn militaire macht verder en verder naar het oosten te projecteren, voorbij Taiwan, voorbij het strategische eiland Guam en uiteindelijk tot aan Hawaii. Het succes van de ene speler is het verlies van de andere.

China mag dan nog niet in staat zijn om de imponerende Zevende Vloot voorbij de eerste eilandengordel uit te dagen, daarbinnen krijgt de maritieme muur van Mao stilaan gestalte. De Chinese werven lanceren nieuwe oorlogsboten in een verpletterend tempo, met de laatste vijf jaar alleen al een vliegdekschip, twee grote amfibische schepen, zes destroyers, zestien fregatten, achttien korvetten en zes onderzeeërs. Die vloot wordt beschermd met uiterst modern luchtdoelgeschut en enkele honderden gespecialiseerde gevechtsvliegtuigen. Tezelfdertijd heeft China zwaar ingezet op asymmetrische oorlogvoering, met zeemijnen, ballistische raketten die Amerikaanse vliegdekschepen kunnen raken, platforms voor elektronische verstoring en de capaciteit om vijandige satellieten te verblinden of uit te schakelen.

De VS hebben daarop gereageerd met hun zogenoemde offshore control. De bedoeling van die strategie is China in geval van een conflict op te sluiten binnen de eerste eilandengordel, de maritieme aanvoerroutes af te snijden en bondgenoten te beschermen. Peking is naarstig op zoek naar opties om zo’n blokkade te doorbreken of te omzeilen, maar de meeste defensieplanners gaan ervan uit dat het daar nog twintig jaar voor nodig heeft; twintig jaar die ook Washington kan gebruiken om zijn positie te verstevigen.

Zoveel tijd heeft Japan echter niet. De spanningen tussen Japan en China worden vaak herleid tot het territoriale conflict over de Oost-Chinese Zee, maar dat is slechts een belangrijk symbolisch pijnpunt. De perceptie bij de Japanse beleidselite is dat – hoewel de VS gewoontegetrouw steun beloven – het lot van Japan ze eigenlijk geen moer kan schelen. Washington zal de archipel opofferen zodra een conflict met China dreigt en zal in afwachting daarvan eisen dat het land zich gedeisd houdt. Daarvan maken de Chinezen gebruik om de Japanse archipelstaat te omzwermen. Hun zeemacht houdt de ene na de andere oefening in de omgeving. De Japanse economie wordt geleidelijk aan leeggezogen. De demografische achteruitgang gaat gestaag voort. China hoeft alleen maar te wachten terwijl de Japanse macht stilaan zo dun wordt als een blaadje rijstpapier, klaar om weggeblazen te worden als dat Peking uitkomt.

Meer nog, die Japanse beleidselite staat ook bijzonder sceptisch tegenover de Abenomics, het soort economische politiek dat inzet op de devaluatie van de munt, de verruiming van de geldhoeveelheid en grootse infrastructuurprojecten. „Het probleem is dat we ons nog meer in de schulden werken terwijl de bevolking afneemt,” vertelde me een medewerker bij de Japanse centrale bank. „De enige manier om dit recht te trekken is de productiviteit te verhogen door innovatie en door meer van buitenlandse welvaart te profiteren. We zijn nu enkel bezig met het verzachten van de symptomen. De rekening voor die opportunistische therapie dreigt ondraaglijk hoog te worden.” Veel beleidsmakers houden rekening met een nieuwe stagnatie zodra de geldverruiming ophoudt, en met meer handelsgeschillen als de Abenomics wordt doorgedrukt. „Eigenlijk verklaren we met ons beleid de oorlog aan al onze economische partners.”

Hier hebben we alle elementen voor een toekomstige confrontatie. De kantelende machtsbalans tussen China en Japan leidt tot onzekerheid. Als het Japanse economische beleid inderdaad faalt, zal het land zich ongetwijfeld moeten schikken naar de toenemende invloed van Peking. Maar juist dat zal het lonend maken voor nationalistische politici om de angst bij de Japanse bevolking te bespelen en de binnenlandse spanningen te projecteren op het conflict met China.

In zo’n kruitvat is het slechts wachten op een nieuw incident om een nieuwe Pacifisch pandemonium te doen uitbreken.

Jonathan Holslag is docent internationale politiek aan de Vrije Universiteit Brussel. Zijn nieuw boek over Europa in de Aziatische eeuw verschijnt in februari.



Dit artikel is verschenen in het NRC Handelsblad van dinsdag 3 december 2013 op pagina 16 & 17



Geen opmerkingen:

Een reactie posten